Lord Coleridge vs. Sotheby’s: de zorgplicht van de taxateur

Gepubliceerd op 8 mei 2012 om 15:53

De High Court of Justice in Londen heeft op 1 maart 2012 in de zaak Lord Coleridge vs. Sotheby’s geoordeeld dat Sotheby's niet nalatig zijn geweest om een ambtsketen als taxatie te dateren als een 17de eeuws stuk, en niet als een voorwerp uit het Tudor-tijdperk.

 

De zaak is complex, en biedt interessante overwegingen aan voor de omvang van de zorgplicht van taxateurs.


Achtergrond

Eiser, Lord Coleridge, was eigenaar van een ambtsketen die diende als teken van waardigheid van de Chief Justice van de "Court of Common Pleas", een gerechtelijke instantie die inmiddels deel uitmaakt van de Queens Bench Division.

 

De keten was in achterliggende generaties overgedragen van ambtsdrager en is na de laatste ambtsdrager John Duke Iste Baron Coleridge in bezit gebleven bij diens nageslacht.

 

In 2006 besloot de huidige Lord Coleridge om de keten te verkopen en benaderde hij Sotheby’s om hem behulpzaam te zijn bij de verkoop. Sotheby’s heeft toen de keten laten bekijken en kwam tot de conclusie dat de keten dateerde uit het einde van 17e eeuw, terwijl volgens de familieoverlevering de keten dateerde uit de 15e eeuw. Sotheby’s taxeerde de keten op een bedrag van £ 25.000,-- à £ 35.000,--

 

Lord Coleridge heeft de keten nadien verkocht voor £ 35.000,--, doch de toenmalige koper besloot na twee jaar om de keten verder te verkopen en liet haar veilen bij Christies. Daar werd uiteindelijk in 2008 £ 260.000,-- voor de keten betaald, zijnde een keten die waarschijnlijk door Hendrik de VIIIe rond 1546 aan Sir Edward Montagu zou zijn geschonken. Lord Coleridge vorderde schadevergoeding van Sotheby’s, omdat hij vond dat Sotheby’s haar zorgvuldigheidsverplichting bij de taxatie van de keten had geschonden.


Uitspraak

De High Court oordeelde dat de vraag die zich voordeed de volgende was, namelijk of het advies dat Lord Coleridge door Sotheby’s over de keten was gegeven een advies was dat geen enkele redelijk competente taxateur of deskundige van een internationaal veilinghuis op de datum waarop het advies werd gegeven tot dat advies had kunnen komen met inachtneming van de gegevens en materialen die onder de omstandigheden redelijkerwijs aan die taxateur of deskundige voorhanden waren. Indien professionals tot dezelfde conclusies hadden kunnen komen na onderzoek van het materiaal dat voorhanden was, dan zou de vordering tot schadevergoeding niet toewijsbaar zijn, zelfs indien andere professionals tot een andersluidende conclusie zouden zijn gekomen.

 

Het Hof oordeelt in haar uitvoerig vonnis, na het houden van een aantal zittingsdagen en het horen van getuigen-deskundigen, dat Sotheby’s met inachtneming van de historische context, historische portretten en voorhanden zijnde literatuur, alsmede na kennisname van de technieken die waren gebruikt bij de vervaardiging van de keten, tot een advies was gekomen waartoe andere professionals eenzelfde soort hadden kunnen geven.

 

Dit betekende dat de vordering waarover de procedure ging, werd afgewezen. Wel kreeg Lord Coleridge een bedrag van circa £20,000 toegewezen. De High Court achtte bewezen dat Sotheby's hem erop had dienen te wijzen dat het gebruikelijk is dat bij een zogenaamde private sale (dus buiten de veiling om), een prijs wordt betaald die het dubbele is van de laatste geschatte veilingprijs (i.c. £50,000). Volgens een artikel in de Economist, staat daartegenover dat Lord Coleridge veroordeeld werd vrijwel alle juridische kosten te betalen die wordt geschat op een bedrag van £1 miljoen.

 

Deze zaak is van belang voor het vaststellen van de zorgvuldigheidsverplichting die een expert heeft bij de taxatie van kunstvoorwerpen. Gewezen wordt op het voorhanden zijn van literatuur, uiterlijke kenmerken en vervaardigingstechnieken. Voorts is van belang dat de High Court vaststelt dat het niet zo behoeft te zijn dat met de taxatie een garantieverplichting wordt gegeven over de aard van het voorwerp, doch een taxatie op basis van een opinie die onder professionals als een redelijk aanvaardbare opinie wordt beschouwd.


Opmerking Oostwaard

De zaak blijft natuurlijk toch zuur voor de claimant. In zijn familie ging het verhaal dat de keten uit de 15e eeuw dateerde. In goed vertrouwen ging de claimant naar Sotheby’s om professioneel advies. De vraag kan gesteld worden of Sotheby’s toch niet meer tijd had moeten nemen om de historische documentatie eventueel in voorhanden zijnde archieven te bestuderen. De High Court merkt op dat het advies enigszins in snelheid moest worden gegeven. Wellicht had Lord Coleridge zichzelf en Sotheby’s meer tijd voor (portret)onderzoek moeten gunnen.

 

Link naar de uitspraak

 

Zie verder:

 

 

Auteursrecht: Deze bijdrage is onderzocht, geschreven en gepubliceerd voor de Blog over Kunstrecht van Oostwaard via oostwaard.com/kunstrecht. Het auteursrecht op deze bijdrage berust bij Oostwaard. Het is, anders dan het delen of plaatsen van een link naar de bijdrage, niet toegestaan deze bijdrage (al dan niet in bewerkte vorm) te verveelvoudigen en/of openbaar te maken, behoudens schriftelijke goedkeuring door Oostwaard. Het is niet toegestaan het materiaal te gebruiken in een context waarvoor deze niet bedoeld is. De gebruiker vrijwaart Oostwaard voor eventuele aanspraken van derden naar aanleiding van gebruik van het betreffende materiaal.