Van Gogh Museum heeft recht op eigen opinie over authenticiteit

Gepubliceerd op 15 januari 2014 om 17:46
van Gogh msueum

Op 8 januari 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een geschil tussen de eigenaar van een bloemstilleven en de Stichting Van Gogh Museum.

 

De zaak handelde om de (gratis) service die de afdeling onderzoek van de Stichting verleent aan personen die menen in het bezit te zijn van een werk van de hand van Vincent van Gogh. De Stichting is desgevraagd bereid een uitspraak te doen over de authenticiteit van het kunstwerk. De aanvrager van het onderzoek moet zich er voorafgaand aan het onderzoek mee akkoord verklaren dat de Stichting weliswaar zorgvuldig zal handelen, maar geen garantie geeft dat haar opinie juist is. In de onderhavige zaak was de eigenaar van het stilleven niet tevreden met de opinie van de Stichting. Via de rechter probeerde de eigenaar alsnog vastgesteld te krijgen dat hij wel een echte Van Gogh in huis had. Tevergeefs.

Feiten: een echte Van Gogh?
De eigenaar van een schilderij met bloemstilleven (het "Schilderij") dat hij van zijn vader had geërfd, verzocht in 2001 aan de Stichting Van Gogh Museum (de "Stichting") om een uitspraak te doen over de authenticiteit van het Schilderij. Dit, terwijl zijn vader begin jaren tachtig van experts (het toenmalige Rijksmuseum Vincent van Gogh en de Rijksdient Kunsthistorische Documentatie (RKD)) te horen had gekregen dat het schilderij stilistisch gezien niet in een van zijn periodes paste en daarom geen authentiek werk van de meester was.

Vanaf 1980 is het Schilderij - vermoedelijk in opdracht van de eigenaar of zijn voorganger - door meerdere deskundigen onderzocht, die van mening waren dat het Schilderij aan Van Gogh kan worden toegeschreven. Samengevat luiden de conclusies van deze deskundigen dat uit onderzoek aan verf en doek blijkt dat het schilderij in de periode van Van Gogh is vervaardigd, dat de handtekening en de schildering gelijktijdig zijn aangebracht, dat de gebruikte pigmenten in de periode van Van Gogh verkrijgbaar waren, dat compositie / motief / schildertechniek en schrijfstijl van de handtekening op Van Gogh duiden en dat sporen op het Schilderij niet ongebruikelijk zijn bij Van Gogh.

Naar aanleiding van eerdergenoemd verzoek in 2001 van de eigenaar van het Schilderij aan de Stichting, heeft een expertiseteam (onder leiding van een aan de Stichting verbonden curator) het Schilderij aan een visueel onderzoek onderworpen. Op basis van dat onderzoek kwam het expertiseteam tot de conclusie dat het werk niet aan Van Gogh kon worden toegeschreven en dat aanvullend technisch onderzoek niet nodig was.

Tussen 2004 en 2012 heeft de eigenaar de Stichting verschillende malen benaderd met het verzoek haar opinie te herzien. De Stichting zag telkens geen reden om dat te doen. In juni 2012 heeft de Stichting aan de eigenaar laten weten dat haar bemoeienis met het Schilderij tot een einde was gekomen. In augustus 2012 heeft een restaurator en kunsthistorica, op aanraden van het voormalig hoofd presentaties van het Van Gogh Museum, het Schilderij onderzocht en verslag uitgebracht over de sporen op het Schilderij.

De eigenaar van het Schilderij was ontevreden over de opinie van de Stichting en startte vervolgens een procedure tegen de Stichting bij de rechtbank Amsterdam.


Standpunt van eiser
De eigenaar van het Schilderij (eiser) voerde aan dat de opinie op onjuiste gronden was gebaseerd en dat de Stichting de opinie, in het licht van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen van (natuur)wetenschappelijke c.q. technische aard niet in stand kon laten zonder nadere wetenschappelijke onderbouwing. De weigering van de Stichting om de opinie in te trekken of herzien, terwijl ieder nader onderzoek wordt geweigerd, is jegens eiser onzorgvuldig. De handelwijze van de Stichting is dan ook onrechtmatig, aldus eiser.

Daarbij wees eiser op de bijzondere positie die de Stichting heeft op het gebied van identificatie en authenticiteitsonderzoek van werken van Gogh: zij neemt, zo betoogde eiser, op deze markt een monopoliepositie in. De mening van de Stichting is allesbepalend voor de vraag of met het betreffende werk wel of niet als zijnde vervaardigd door Van Gogh zal accepteren. Onder deze omstandigheden mag van de Stichting een grotere mate van zorgvuldigheid dan van andere instituties worden verwacht bij haar onderzoek en bij de vraag of nieuwe feiten en omstandigheden nopen tot heroverweging of hernieuwd onderzoek.


Uitspraak: de Stichting heeft recht op een eigen opinie
De rechtbank Amsterdam gaat niet in mee in de stellingen van eiser. De rechtbank oordeelt allereerst dat zij geen oordeel kan geven over de vraag of de Stichting het Schilderij ten onrechte niet aan Van Gogh heeft toegeschreven. Het toeschrijven van een schilderij aan een bepaalde schilder is geen exacte wetenschap, maar een beoordeling die moet worden overgelaten aan deskundigen. Het betreft, zo overweegt de rechtbank, een optelsom van elementen, zoals de herkomst, de voorstelling en de stijl van een werk. Het betreft een interpretatie van feiten en omstandigheden en dat betekent dat verschillende deskundigen tot verschillende uitkomsten kunnen komen. De Stichting komt hierin een eigen opinie toe, aldus de rechtbank.

De rechtbank overweegt verder dat het handelen van de Stichting niet onrechtmatig is jegens eiser. De Stichting biedt een gratis dienst aan. Het initiatief van het verzoek om een opinie lag bij eiser. Hij had dat ook niet hoeven verzoeken. De rechtbank overweegt wel dat de Stichting een gezaghebbende en belangrijke autoriteit is op het gebied van 19e-eeuwse kunst en in het bijzonder van het werk van Van Gogh. Mede in aanmerking nemend de belangen van degene die meent in het bezit te zijn van een werk van Van Gogh, kan het daarom onder omstandigheden onrechtmatig zijn als de Stichting bij haar onderzoek en de daarop gebaseerde opinie onvoldoende onderzoek betracht. Daarvan is in dit geval niet gebleken, aldus de rechtbank. De Stichting heeft voldoende gemotiveerd aangevoerd dat het onderzoek van de Stichting op gedegen en deskundige wijze heeft plaatsgevonden en dat het onderzoeksteam daarbij ook acht heeft geslagen op de door de eiser ingebrachte rapporten en analyses. Het feit dat de Stichting geen uitgebreid onderzoeksdossier heeft aangelegd doet aan dat oordeel niet af.

De Stichting heeft (in weerwil van andersluidende opinies van anderen) mogen besluiten om niet terug te komen op haar opinie uit 2001 en om geen nader onderzoek te doen. Van de Stichting kan, zo vervolgde de rechtbank, niet worden verwacht dat zij het Schilderij periodiek opnieuw gaat onderzoeken. Het bestaan van andere opinies betekent nog niet dat de opinie van de Stichting onjuist is en dat zij daarop terug dient te komen. Verder overwoog de rechtbank dat van een overtreding van de ICOM Code of Ethics niet is gebleken; onder aantekening dat overtreding van deze code niet per se een onrechtmatige daad oplevert.

De rechtbank wees de vorderingen van eiser af.

 

LINK NAAR DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK (rechtspraak.nl)

 

Auteursrecht: Deze bijdrage is onderzocht, geschreven en gepubliceerd voor de Blog over Kunstrecht van Oostwaard via oostwaard.com/kunstrecht. Het auteursrecht op deze bijdrage berust bij Oostwaard. Het is, anders dan het delen of plaatsen van een link naar de bijdrage, niet toegestaan deze bijdrage (al dan niet in bewerkte vorm) te verveelvoudigen en/of openbaar te maken, behoudens schriftelijke goedkeuring door Oostwaard. Het is niet toegestaan het materiaal te gebruiken in een context waarvoor deze niet bedoeld is. De gebruiker vrijwaart Oostwaard voor eventuele aanspraken van derden naar aanleiding van gebruik van het betreffende materiaal.